Over Bewijskracht

Geschatte leestijd: ca 5 minuten

Er is geen vraag zo spannend als de vraag naar de relatie tussen onze voorstelling van de werkelijkheid en de werkelijkheid zelf. Dan gaat het al gauw over het belang dat we aan ‘waarheid’ hechten en daarmee aan de grondslagen ervan. Deze vragen worden extra spannend (of beladen) indien ze direct betrekking hebben op ons concrete, dagelijks bestaan. Gelukkig hoeven we niet overal zwaar over na te denken, dat zijn de dagelijkse zaken waar we geen vraagtekens bij zetten, zoals het koken van water. Iedereen weet wanneer water aan de kook is en iedereen weet dat water kookt bij honderd graden Celsius. Dat is eenvoudig te bewijzen met behulp van een thermometer, want meten is weten. Ja hoor, de thermometer geeft 100 graden Celsius aan. Einde verhaal: de waargenomen werkelijkheid is inderdaad gelijk aan de echte werkelijkheid. Punt uit. Geen twijfel mogelijk.  Meten = Weten.

Maar wat is hier nu écht bewezen? Hier begint een heel andere discussie: hebben we hier te maken met een onwrikbare waarheid of een voor waar aangenomen afspraak? Het gaat om of de uitspraak ‘water kookt bij 100 graden’ een echt feit is, of dat zo’n uitspraak stilzwijgend door iedereen voor waar wordt aangenomen. Om dit nader te bezien moeten we even een uitstapje naar Zweden maken, naar het jaar 1742. De Zweedse hoogleraar in de astronomie Anders Celsius bedacht toen een temperatuurschaal met twee ijkpunten: zo definieerde hij aanvankelijk het kookpunt van water als 0° en het vriespunt als 100°. In 1745, een jaar na Celsius’ overlijden, keerde Linnaeus de schaal van Celsius om; dit was om praktische metingen te vergemakkelijken. Zo werd het kookpunt dus 100° en het vriespunt 0° en aldus ontstond de huidige temperatuurschaal van 100 graden.

Nu is de uitspraak ‘water kookt bij 90 graden’ op zich niet onwaar, omdat het niet zou overeenkomen met de werkelijke toestand, maar alleen omdat het niet overeenkomt met de afspraak. Een criterium ‘water kookt bij 100°’ lijkt evident waar, maar is in wezen een fantasie. We hebben dit verzonnen criterium nodig, om iets anders te bereiken. In wezen maakt die fictie 100 graden als kookpunt van water het mogelijk iets te zeggen over het kookpunt van andere stoffen. Het kookpunt van water is een goed en stabiel uitgangspunt voor het vergelijken met het kookpunt van andere stoffen. Dit betekent dat we ware uitspraken kunnen doen over verschillen in temperatuur, zonder iets te weten over de essentie ‘temperatuur’. Wel kunnen we iets zeggen over het verschil tussen vloeistof A en vloeistof B, namelijk dat zij verschillende eigenschappen hebben zoals kookpunt en stollingspunt. Dit vergelijken tussen A en B wordt door iedereen op dagelijkse basis gedaan. Neem bijvoorbeeld het vergelijken van prijzen, kwaliteit of voorwaarden.

Nu lijkt het logisch om een redelijke keuze te maken uit de met elkaar vergeleken producten of diensten. Dan gaat het niet om wat redelijk is, maar om wat wij redelijk vinden. Of wat ‘men’ vindt dat redelijk is. De neiging om de mensen die het zouden kunnen weten niet tegen te spreken is ons tijdens de opvoeding en het onderwijs geleerd. Of wat denk je van het argument: iedereen doet het, dus zal het wel goed zijn. Verkopers gebruiken daarom met succes het argument: ‘ik gebruik het zelf ook’. Ook zijn er instanties denkbaar, die met een indrukwekkende lijst van verbonden wetenschappers stellen wat veilig is voor mens, dier en milieu. En is dat dan ook zo, of is ook dit pure fantasie, een nietszeggend etiket of afspraak?

Neem bijvoorbeeld het Ctgb, het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden, dat stelt dat zij zijn gericht op de aanvragen van de industrie, die kiest welke middelen ze in Nederland op de markt wil brengen. Citaat van het Ctgb uit Trouw n.a.v. de uitzending van Zembla: “(…) Wij beoordelen een middel op alle toepassingen waarvoor het wordt aangevraagd, per teelt en dosering. (…) Misverstanden kunnen snel ontstaan. De conclusies die wij in 2015 hebben getrokken, dat er geen risico’s voor omwonenden waren bij de steekproef onder toegelaten middelen die we toen deden, daar staan we volledig achter. Maar de communicatie daarover, ook met de staatssecretaris destijds, had beter gekund (…) het RIVM heeft nu op een aantal groepen van stoffen berekeningen gedaan (…)”. Dus ook hier een nietszeggend etiket. Ook zegt Ctgb-directeur Ingrid Becks: “We begrijpen heel goed dat er zorgen zijn over pesticiden, maar: de dosis bepaalt het gif”. Wie weet wat deze stelling betekent mag het zeggen.

Daarentegen is er wel een vergelijkend onderzoek gedaan naar het meer of minder voorkomen van ziektes en aandoeningen in verschillende gebieden. Dan kijk je niet langer naar de samenstelling van de gebruikte middelen, maar naar de uitwerking op de gezondheid van omwonenden. Het is een macaber lijstje, zoals stoflongen rond de mijnbouw, longkanker rond asbestverwerking, ziekte van de hersenen rond lelieteelt. Allemaal zaken die in eerste instantie door huisartsen opgemerkt zijn. Weliswaar een boterzacht juridisch bewijs, maar veel relevanter dan een nietszeggend wettelijk etiket. De vraag is in welk sprookje we moeten geloven.

We leven tenslotte in een echte wereld met echte mensen en niet in een fantasie-wereld, waar alleen de keizer blij is met zijn nieuwe kleren.

Jan Fondse

Deze column verscheen eerder in het Weekblad van Diever.

1 - 0

Thank You For Your Vote!

Sorry You have Already Voted!

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

maak deze som af :de invoertijd is voorbij