Geschatte leestijd: ca 7 minuten
Is kwetsbaarheid het tegengestelde van weerbaarheid? Of lijkt dat maar zo? Er is om te beginnen een grootverschil tussen kwetsbaar zijn en je kwetsbaar durven opstellen. Bij de eerste groep kunnen we denken aan mensen met een kwetsbare gezondheid die afhankelijk geworden zijn van de zorg van anderen, aan de mensen die kwetsbaar gemaakt zijn door de niet aflatende jacht op van fraude verdachten door de belastingdienst, door de Groningse gedupeerden van gaswinning, en, en, en… Zo kunnen we nog wel een tijdje doorgaan, want er zijn genoeg mensen die buiten hun schuld in de (financiële) problemen zijn geraakt. Veel van deze mensen zijn in de steek gelaten door de overheid en de samenleving. De politiek heeft voor hen de gang naar de rechter nagenoeg onmogelijk gemaakt, sterker nog, het is mogelijk dat deze groep mensen met de wet in de hand kapot gemaakt wordt. Onder andere door de incasso-industrie. Aan de ene kant hebben we met elkaar op school en thuis in de opvoeding een verhoogd gevoel voor sensitiviteit en compassie meegekregen, aan de andere kant kunnen we daar praktisch niks mee in de confrontatie met rigide bureaucratie van overheidsinstanties en grote concerns.
Anders dan mensen die kwetsbaar zijn, is er de groep die zich kwetsbaar durft op te stellen. Dat is geen zwakte, maar een kracht ook al voelen die mensen dat zelf niet zo. Het is geen overmaatse zelfverzekerdheid die neigt naar arrogantie, maar eerder een vanzelfsprekendheid die voortkomt uit een levenshouding van leven en laten leven. In dat geval is er ook ruimte om het niet altijd met elkaar eens te zijn. Dat betekent ook dat er gekeken wordt naar de nuance terwijl tegelijkertijd het grotere plaatje gezien wordt.
Want ook als we het niet met elkaar eens zijn, zullen we toch een vorm moeten zoeken om met elkaar om te gaan. Er zijn grofweg drie vormen van omgaan met elkaar en onze omgeving. In de eerste vorm gaat het over uitbuiting en vernedering. Hier wordt de één (of ene groep) tot slachtoffer gemaakt van de ander(e). We kunnen dit duiden als parasiteren. Bij de tweede vorm gaat het over de doorlopende strijd van de één tegen de ander; ik zou haast zeggen tot de dood erop volgt. Dit is het model van marktwerking en van moordende concurrentie. Dit neoliberale model beheerst niet alleen marktpartijen die winstgevendheid als doel hebben, maar ook de overheden blazen hierin een stevig potje mee. Zowel bij het parasiteren als concurrentie gaat het over macht en is het verlies van de één de winst van de ander. Het is des te pijnlijker als je ziet dat het slachtoffer willens en wetens kapot gemaakt wordt. Als er dan iemand opstaat, zoals prinses Laurentien, wordt er aan die machtsongelijkheid geknabbeld en zaniken ambtenaren direct over ‘grensoverschrijdend’ gedrag.
Er is nog een laatste vorm van omgaan met verschillen: het benutten van die verschillen zodanig dat beiden er baat bij hebben: de ‘symbiose’. Die baten kunnen niet op een goudschaaltje worden afgewogen, want de ene keer ligt het zus en de andere keer zo. Het gaat erom dat je elkaar wat gunt. We noemen dit een win-win situatie en is vaak een ideale situatie.
Het denken over omgangsvormen is bij uitstek een noodzaak in een samenleving waarin breuklijnen zichtbaar zijn geworden tussen mensen onderling en tussen mensen en de omgeving. Zoals zo vaak moet ook hier de nuance in het oog gehouden worden, want samenleven in een complexe zaak. Een samenleving wordt gevormd door zichtbare en onzichtbare dwarsverbanden die al generaties lang bestaan. Daar hebben we mee leren leven, daar gaat het immers om in een samenleving: leven en laten leven. Maar er zijn grenzen, grenzen die niet overschreden mogen worden. Vandaag wordt er nogal makkelijk gesproken van grensoverschrijdend gedrag. Dan doe je aangifte en zadel het hele rechtssysteem en de (uitvoerende) handhavers op met problemen die makkelijk door de samenleving zelf kunnen worden opgelost. Daar moet ook ruimte voor zijn en daar moet bovenal bereidheid zijn om leren.
Dit klinkt allemaal misschien wat wazig en zweverig. Laat ik het daarom concreet maken en eens kijken naar die nachtelijke matpartij van verleden maand. Dat ging tussen de jongens van de AMV in Berkenheuvel en lokale jongens. Op het eerste gezicht zou je zeggen dat de jongens van de AMV de kwetsbare groep is. Maar laten we eens wat beter kijken naar wat er gebeurde. De jongens van de AMV komen vaak in het dorp, soms lopend, soms fietsend en een enkeling komt op een fatbike. Dan wordt het rondhangen bij de Plus; de verveling straalt er af. Het zijn pubers, dus regels zijn er om overtreden en getest te worden: zittend op de leuning van de banken de voeten op de zitting. Zoekend naar de grens van het toelaatbare, dat is de leeftijd zullen we maar zeggen. De ergernis is vooral het negeren van alle verkeersregels. Dat is zelfs gevaarlijk. Fietsen aan de verkeerde kant van de weg, geen hand uitsteken bij afslaan en bovenal over de stoep fietsen. Met de fatbike zo hard mogelijk over de stoep rijden, links, is niet alleen ergerlijk maar ook gevaarlijk. Waar moet een oudere met rollator of een moeder met kinderen plus een kinderwagen heen? De weg op? Daar wordt stevig doorgereden en de weg is tamelijk smal zodat het verkeer vlak langs de stoeprand rijdt. ‘Ja, en? Dat kan toch makkelijk?’ Take it easy, oftewel: niet zo moeilijk doen!
Het is gemakkelijk voor te stellen dat hier in het dorp thuis over gesproken wordt en ik hoef niet te gissen naar de toon van die gesprekken. Dat krijgen de jongens hier natuurlijk van thuis mee. En zoals dat jongens eigen is, dat lossen we wel even op. Fietsen werden afgepakt, tegen de gevel gesmeten en de AMV-ers werd geadviseerd op te rotten. Gelukkig was er iemand uit het dorp die riep dat het zo wel genoeg was. Het liep tenslotte al tegen middernacht.
Maar we hadden het over de bereidheid om te leren. Nou, afgelopen zondagmiddag kom ik weer die fatbike op de stoep tegen. Ik ben geen racist, maar de huidskleur van de fatbiker verraadde hem. Niks geleerd dus van die matpartij. Daarom ben ik op mijn fietsje gestapt en eens wezen vragen bij Berkenheuvel. Wat schetst mijn verbazing, ik werd op de parkeerplaats te woord gestaan door twee medewerkers van het COA in het bijzijn van een beveiliger. In eerste instantie wisten zij niets van een matpartij in het dorp, maar het zou kunnen dat het in hun vakantie gebeurd was. Ze zouden het uitzoeken, bespreken ‘want we hebben vanmiddag toch overleg’ en, zoals dat heet: ‘u hoort van ons’. Komt allemaal goed, want wij hebben een gedragswetenschapper. Die zal hopelijk wel weten wat de juiste omgangsvorm is: parasiteren, concurreren of symbiose zoeken.
Ik heb mij aan de mensen van het COA bekend gemaakt en verteld dat ik met een column hierover (deze dus) bezig ben en dat ik die op vrijdag 30 augustus zal inleveren. Overigens hebben deze mensen bij het COA ooit ergens wel eens een exemplaar van het Weekblad van Diever zien liggen.
Gelukkig heb ik per mail nog een aardige reactie ontvangen van het COA: zij zijn kennelijk niet als voogd aansprakelijk voor het gedrag van die pupillen. De voogdij over de jongens in Berkenheuvel is namelijk uitbesteed aan een groot bedrijf in Utrecht. Een typisch neoliberaal verhaal dus, compleet met een kastje en een muur. Interessant is de vraag waarom de Duitse theoloog Friedrich Schleiermacher zo’n soort gedoe al rond 1800 belangrijk vond. Hij was een collega-hoogleraar van Hegel.
Deze column verscheen eerder in het Weekblad van Diever.
Namens de minderjarige jongens die zich niet zelf kunnen verweren en waarschijnlijk niet eens weten hoe er over ze geschreven wordt:
Hebt u als puber weleens met een fiets of brommer over de stoep gereden? Ik wel, zelfs meer dan eens. Gelukkig verraadde mijn huidskleur me niet.
Daarom werd ik niet in elkaar geslagen. Anders had ik van zo’n matpartij kunnen leren dat over de stoep rijden niet mag.
Volgens mij ligt het iets genuanceerder Inge. Uiteraard zullen velen zich het puberale, recalcitrante “je lekker niet aan de (verkeers-) regels houden” herkennen. Ik zou zeggen: “wie zonder zonden is ……..”. In mijn puber-tijd werd je daar echter stevig op gecorrigeerd door de “sterke arm” en je opvoeders. De grenzen werden meer dan eens duidelijk gesteld en daar was geen matpartij met leeftijdsgenoten voor nodig. De jongens in Berkenheuvel hebben geen ouders die grenzen stellen en weet jij nog hoe een politieagent eruit ziet? Die rol moet m.i. worden vervuld door de dagelijkse begeleiding van deze mannen. Wie anders?Je kunt je mijn verbazing voorstellen toen ik in de column van Jan moest lezen dat het begrenzen is uitbesteed aan een instantie in Utrecht. Dan is er nog een aspect dat volgens mij de situatie met de jongens van Berkenheuvel anders maakt dan die van, laten we zeggen, de gemiddelde puber. Hun gedrag ligt onder een vergrootglas. Ze hebben, hoe onterecht misschien ook, de schijn tegen. Gezonde achterdocht (kat uit de boom kijken) is nog steeds een belangrijke component van de Drentse houding tegenover een vreemdeling of deze nu uit Rotterdam of Mogadishu komt. Zolang je je gedraagt en je je best doet om je aan de normen van de gemeenschap te conformeren, zul je worden geaccepteerd… en zelfs gewaardeerd, of je nu uit Rotterdam of Mogadishu komt. Ten slotte nog iets over gastvrijheid. Ik ben blij dat ik een land woon waar we tot op zekere hoogte veilig samen leven en in staat zijn om mensen die dat geluk niet hebben te kunnen opvangen. Andersom zou ik dat ook waarderen. Als ik dan ergens zou worden opgevangen zou ik blij zijn en mijn best doen mij te houden aan de regels en wetten van mijn gastheer….. of vrouw….. of gastgenderneutrale.
Ik lees in het weekblad voor Diever en omgeving wat voor commotie deze column heeft opgeleverd binnen Diever en toch maar 2 reacties hier op deze site. Wel 3 in het weekblad zelf.
Regelmatig fietsend en wandelend door en rond Diever zie ik met grote regelmaat verkeersdeelnemers de gangbare verkeersregels overtreden: op de stoep fietsen, geen hand uitsteken bij afslaan, meer aandacht voor het mobieltje in de hand dan het verkeer er om heen, etc. Ik denk dat het verkeersgedrag van de (minderjarige) Dieverse jongeren (of ze nu wel of niet aan de Bosweg wonen) een mooie aanleiding is om een gezamenlijke verkeersdeelnamecursus te organiseren en zo elkaar en de verkeersregels beter te leren kennen en toe te passen. Dit zorgt ook voor een (beter) begrip voor elkaar. Overigens zou ik het Nidos (de Utrechtse instantie die de voogdij voert over de AMV-ers) c.q. Pharos (mogelijk is de voogdij van de AMV-ers aan deze instantie uitbesteed) hier ook bij betrekken. We weten allemaal wel dat het “probleem” niet zozeer ligt in het verkeersgedrag maar in de acceptatie en de onderlinge omgang met elkaar in brede zin, ik kan me nog goed de (helaas ook negatieve) op- en aanmerkingen tijdens de voorlichtingsbijeenkomst rond de komst van de AMV-ers voor de geest halen. Nog steeds werk aan de winkel dus. Inderdaad tijd voor een gesprek met een drankje aan de bar in het Hart van Diever al ben ik bang dat maar weinig mensen op de uitnodiging van Matijs durven/willen ingaan.
Veel te simpel Ingrid! Inderdaad Bram: er moet opgevoed worden, regels duidelijk gemaakt worden, waar je ook vandaan komt. Wij komen al 12 jaar in Diever, ons favoriete vakantieverblijf. Dit jaar zag ik 2x COA jongeren een weggeef kastje plunderen, lekker alles meenemen en lekker lachen ook nog eens. Bij de PLUS kwam er ineens een COA jongen (nooit meisjes!) vlak naast me staan en meekijken toen ik aan het pinnen was. Daar had de kassière wel eens wat van mogen zeggen!
Maar vergeet ook niet de hedendaagse jeugd uit Diever e.o.… Kwakken hun fietsen overal neer bij de PLUS. Toen ik (73) bij het manoeuvreren van mijn winkelwagentje door die chaos een van hun fietsen raakten, werd me van alles toegeschreeuwd door de jeugd van Stad & Esch. O.a. ‘hoer’ door een scholier, ik hoop dat hij bij zijn prostitutie bezoek wat meer onderscheid kan maken in leeftijd anders heeft hij duidelijk last van gerontofilie en zou een psychiater moeten bezoeken. Onze kennis die in Diever woont wil in de decembermaand (eigenlijk al ver daarvoor) niet meer thuis zijn aangezien er overal vuurwerk wordt aangestoken. Zelfs worden er bij het uitlaten overdag rotjes naar hem en zijn hondje gegooid!! Zijn er wijkagenten in Diever en zo ja, waar??
Kortom: er is tuig onder de COA jongeren en tuig onder de Dieverse jongeren. Er moet meer opgevoed en gehandhaafd worden, overal in Diever, Nederland en ter wereld. En inderdaad Bram, iedere opgevangen jongere asielzoeker zou zich ter degen moeten realiseren welke kansen hij in ons land krijgt. Daarvoor zijn opvoeders en mentoren van het COA verantwoordelijk. Voor de Dieverse jeugd zijn de eigen ouders verantwoordelijk, helaas…. Misschien toch maar een ander langdurig vakantieverblijf opzoeken.